DEN BOSCH - De rechtbank Oost-Brabant heeft een 80-jarige man uit 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf vanwege het opzettelijk overtreden van de geneesmiddelenwet. In een periode van meer dan zestien maanden verstrekte hij meerdere keren een antibraakmiddel met het zelfdodingsmiddel middel X.


De verdachte bestelde in totaal 213 setjes van middel X en het antibraakmiddel bij een man uit Eindhoven die eerder door de rechtbank Oost-Brabant is veroordeeld. Mensen die middel X wilden hebben, werden door verdachte bij hem thuis uitgenodigd voor een gesprek. Aan de hand van dat gesprek besloot hij of hij zich comfortabel voelde om het zelfdodingsmiddel en het antibraakmiddel te verstrekken. De verdachte verklaarde dat hij alle setjes (behalve het setje dat bij hem thuis werd gevonden) heeft verkocht of aan mensen heeft gegeven. Hij is geen arts of apotheker en mocht daarom een geneesmiddel, zoals het antibraakmiddel, niet verstrekken.


Eigen morele kaders

De rechtbank benadrukt dat de verdachte niet wordt vervolgd voor hulp bij zelfdoding; tot op heden zijn er namelijk geen overlijdens bekend waar de verdachte indirect verantwoordelijk voor is. Maar hij verstrekte het antibraakmiddel wel als essentieel onderdeel van het setje met middel X en dat setje was bedoeld voor zelfdoding. Daarmee is deze strafzaak onlosmakelijk verbonden met (de maatschappelijke discussie rondom) de hulp bij zelfdoding.

Een beladen onderwerp. De dood is onomkeerbaar en er is geen weg meer terug. Dat maakt het voor iedereen in de samenleving en in het bijzonder voor patiënten, nabestaanden en zorgverleners een onderwerp om heel zorgvuldig mee om te gaan. Op invoelbare wijze legde de verdachte uit hoe hij begon na het overlijden van zijn vrouw vanuit de overtuiging om mensen te helpen die angstig zijn om niet op een menswaardige manier te zullen sterven. De vraag onder welke omstandigheden hulp bij zelfdoding kan en mag, is echter bij uitstek een vraag die in de politiek en door de wetgever moet worden beantwoord. Het is niet aan iedereen, en dus ook niet aan de verdachte, om een eigen norm te hanteren.

Een belangrijk uitgangspunt van de euthanasiewetgeving, en een veel gehoord bezwaar, is dat té gemakkelijke toegankelijkheid een gevaar vormt voor mensen in de samenleving: zo ontstaat onder andere het risico dat psychisch kwetsbare personen impulsief of overhaast tot inname kunnen overgaan, dat mensen door anderen gedwongen, gestuurd of gemanipuleerd kunnen worden om een middel in te nemen, dat het middel per ongeluk wordt ingenomen en het risico dat het middel wordt gebruikt om niet het eigen maar andermans leven te beëindigen. De rechtbank verwijt het de verdachte dat hij zijn eigen morele kaders toepaste om te bepalen aan wie hij de middelen verstrekte in plaats van zich te houden aan wet- en regelgeving. Hij is lichtzinnig omgesprongen met de risico’s en dat neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.


Voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Hoewel de verdachte zegt dat hij niet langer setjes met middel X en het antibraakmiddel wil verstrekken, ziet de rechtbank wel een risico op herhaling. Gelet op de persoonlijke overtuiging van de verdachte is niet uit te sluiten dat hij opnieuw zijn eigen morele kaders zal naleven. De rechtbank ziet daarom meerwaarde in een forse voorwaardelijke gevangenisstraf.

De rechtbank legt geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, zoals het OM had geëist. De rechtbank heeft gekeken naar vergelijkbare zaken en de straffen die in die zaken zijn opgelegd. De uitkomst van die vergelijking, en daarbij meegewogen de houding van verdachte, zijn leeftijd en het tijdsverloop in deze zaak, is dat de rechtbank hem een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden oplegt samen met een taakstraf van veertig uur.