HEDEL - Het hof in Arnhem heeft uitspraak gedaan in de zaak over de langdurige poging tot afpersing van een fruitbedrijf in Hedel en de daarmee verband houdende woningaanslagen. Aan de hoofdverdachte, de belangrijkste tussenpersonen en de overige verdachten legt het hof gevangenisstraffen op variërend van 2 jaar tot 26,5 jaar. Het hof legt in meerdere gevallen een hogere straf op dan de rechtbank.

Nadat de rechtbank vanaf april 2022 uitspraak deed in de verschillende zaken, stelden zowel het Openbaar Ministerie als een groot deel van de verdachten hoger beroep in. Het hoger beroep draaide onder meer om de vraag of de verklaring van een medeverdachte tegen wie een undercoveractie was ingezet voor het bewijs gebruikt kon worden. Een ander belangrijk punt was de vraag of een aantal woningaanslagen een poging tot moord of doodslag opleveren.

Afpersing wegens in beslag genomen cocaïne

In deze zaken gaat het om een poging tot de afpersing van (de directie van) een fruitbedrijf uit Hedel. Na de ontdekking van een grote hoeveelheid cocaïne in een lading fruit bij het bedrijf, waarschuwden zij de politie en werd de cocaïne in beslag genomen. Daarna werd vanaf mei 2019 via sms-berichten geprobeerd een groot geldbedrag of bedrag aan bitcoins van het bedrijf los te krijgen. Vanaf het moment dat de afperser een personeelslijst van het bedrijf in handen kreeg, werden er aanslagen met vuurwerkbommen bij woningen van medewerkers gepleegd. In de loop van 2020 en 2021 vonden vele nachtelijke woningaanslagen en woningbeschietingen plaats, waarbij onder meer een woonboerderij volledig afbrandde en de bewoners uit het raam moesten springen om niet om te komen.

Zelfs toen de afperser was aangehouden en vastzat, ging de poging tot afpersing tot tweemaal toe door. De aanslagen werden voor een deel geregisseerd vanuit de gevangenis. Als gevolg van de aanslagen leefden betrokkenen bij het fruitbedrijf en vele inwoners van de Bommelerwaard waar de aanslagen plaatsvonden lange tijd in grote angst.

Gebruik verklaring medeverdachte

Uit het onderzoek kwamen verschillende belangrijke verdachten naar voren. De hoofdverdachte verstuurde de dreigberichten en gaf opdracht tot de woningaanslagen. De eerste tussenpersoon verstrekte de adresgegevens en de vuurwerkbommen. Een tweede tussenpersoon was betrokken bij de organisatie van een verijdelde aanslag en plaatste zelf ook vuurwerkbommen bij verschillende aanslagen.

Het bewijs tegen deze verdachten bestond onder meer uit de verklaring van een medeverdachte tegen wie in het onderzoek door de politie een undercoveractie werd ingezet. In het hoger beroep van de zaak vonden de advocaten van de verdachten dat de verklaring van deze medeverdachte niet voor het bewijs kon worden gebruikt, omdat de verslaglegging van de undercoveractie niet in orde was en er aanwijzingen waren dat op de medeverdachte ontoelaatbare druk was uitgeoefend.

Het hof vindt dat inderdaad sprake is geweest van een gebrekkige verslaglegging van de undercoveractie. Omdat daardoor niet goed controleerbaar is hoe de verklaring van de medeverdachte tijdens de undercoveractie tot stand is gekomen, kan deze verklaring niet worden gebruikt voor het bewijs. De verklaringen die door de medeverdachte op een later moment als getuige en als verdachte zijn afgelegd, kunnen volgens het hof echter wel voor het bewijs worden gebruikt. Volgens het hof kan, ondanks de gebrekkige verslaglegging van de undercoveractie, voldoende goed worden beoordeeld dat deze latere verklaringen betrouwbaar zijn.

Pogingen tot moord

Het Openbaar Ministerie heeft in deze zaak meerdere woningaanslagen niet alleen ten laste gelegd als het teweegbrengen van een ontploffing of als brandstichting, maar ook als een poging tot moord of doodslag. De rechtbank vond dat geen sprake was van poging tot moord, omdat het plan van de verdachten was gericht op het afschrikken en niet op het doden van mensen en een veroordeling voor poging tot moord daarom niet aan de orde was.

Het hof komt tot een ander oordeel. Onder meer in de gevallen waarin het de bedoeling was om (verzwaarde) vuurwerkbommen door een ruit te gooien en binnen in een woning tot ontploffing te laten komen, veroordeelt het hof de verdachten voor (betrokkenheid bij) een poging tot moord. Het hof overweegt hierover dat het algemeen bekend is dat een ontploffing van een krachtig explosief binnen in een woning, door de combinatie van de volstrekte onvoorspelbaarheid van de precieze situatie in de woning rond die ontploffing en het uitzonderlijk grote gevaar dat sowieso met een dergelijke ontploffing gepaard gaat, een reële mogelijkheid schept dat dit tot de dood van daar aanwezige personen leidt.

Deze reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid hebben de verdachten bewust aanvaard en maakte ook deel uit van de plannen voor de aanslagen.

Veroordelingen en opgelegde straffen

In de zaak van de hoofdverdachte komt het hof tot een veroordeling voor het verzenden van twee reeksen van dreigberichten en voor zijn betrokkenheid als opdrachtgever bij een groot aantal aanslagen (waaronder ook een aanslag die geen verband houdt met het fruitbedrijf uit Hedel). Het hof veroordeelt de hoofdverdachte tot een gevangenisstraf van 26 jaar en 6 maanden.

De tussenpersoon die voor verschillende aanslagen de adresgegevens en vuurwerkbommen verstrekte wordt door het hof veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar.

Aan een tussenpersoon die vanuit de gevangenis betrokken was bij de organisatie van vier woningbeschietingen en een poging tot moord in de vorm van brandstichting, legt het hof ook een gevangenisstraf van 10 jaar op.

Een gevangenisstraf van 9 jaar wordt opgelegd aan de tussenpersoon die betrokken was bij de organisatie van een verijdelde aanslag en die bij meerdere aanslagen zelf een vuurwerkbom plaatste.

Het hof legt aan de overige zeven verdachten lagere gevangenisstraffen op. Aan de medeverdachte die het voorwerp is geweest van de undercoveractie wordt een gevangenisstraf opgelegd van 3 jaar en 10 maanden. Bij één van de verdachten die bij de rechtbank geheel werd vrijgesproken, komt het hof wel tot een veroordeling voor betrokkenheid bij twee woningbeschietingen. Hij wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met een voorwaardelijk deel van 10 maanden en een proeftijd van 3 jaar.

Het hof komt net als de rechtbank ook tot een veroordeling in de zaken van twee verdachten die betrokken waren bij het – via computervredebreuk – achterhalen van adresgegevens die bij de hoofdverdachte terecht zijn gekomen.

Schadevergoeding

Door verschillende slachtoffers van de woningaanslagen is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Bij de vorderingen gaat het in veel gevallen om smartengeld. Het hof wijst in hoger beroep schadevergoedingen toe die variëren van € 4.000 tot iets minder dan € 70.000.