De verdachte was die bewuste dag gevraagd een man en zijn gezin te beschermen en reed met hem naar diens woning in Uden. Daar werden ze klemgereden door een andere auto met twee inzittenden. De verdachte maakte zich uit de voeten met één van de inzittenden achter zich aan. Al snel gaf zijn achtervolger het op en stopte. De verdachte pakte daarop zijn pistool, laadde het door en draaide zich om. Op dat moment zag hij dat de man die hij moest beschermen werd aangevallen met een klauwhamer door de andere inzittende van de auto. De verdachte wilde hem te hulp komen en rende met het wapen in de hand terug. Onderweg gleed hij echter uit, belandde op zijn zij en ging vervolgens zitten. Zijn achtervolger rende daarop weer in de richting van de verdachte. De verdachte loste een schot en raakte het slachtoffer in zijn bovenbeen. Het slachtoffer dook alsnog bovenop de verdachte en er ontstond een worsteling. Tijdens deze confrontatie ging het wapen voor een tweede keer af, waarbij het slachtoffer in zijn borst werd geraakt en ter plekke overleed.
Volgens de verdediging moet de verdachte geen straf krijgen, omdat er sprake zou zijn van noodweer. De rechtbank oordeelt dat er inderdaad sprake was van een situatie waarin de verdachte werd bedreigd en in gevaar was. Hij mocht zich dan ook verdedigen. De verdachte koos er echter voor met een dodelijk wapen gericht te schieten op een ongewapende tegenstander; dat is disproportioneel gebruik van geweld.
De rechtbank kan niet vaststellen hoe en wanneer het tweede schot precies is gelost. Maar duidelijk is dat de verdachte de levensgevaarlijke situatie zelf veroorzaakte door met een doorgeladen wapen in gevecht te raken. Hij koos er doelbewust voor met het wapen op pad te gaan en dit vervolgens ook daadwerkelijk tevoorschijn te halen, door te laden en terug te keren naar de man die hij moest beschermen. Al bij het eerste schot bestond de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer dodelijk geraakt zou worden. Dat het slachtoffer vervolgens op de verdachte sprong, was volgens de rechtbank te voorzien. Het slachtoffer probeerde immers het directe gevaar te elimineren. Op dat moment had de verdachte het vuurwapen nog in zijn hand en de vinger nog op de trekker van het doorgeladen wapen. Onder deze omstandigheden is ook sprake van een aanmerkelijke kans dat het wapen tijdens de worsteling nogmaals zou afgaan en het slachtoffer dodelijk zou worden geraakt.
Daarbij speelt mee dat de verdachte geen argeloze, onvoorbereide en ongewapende burger was die plotseling wordt aangevallen en dan maar een wapen grijpt dat toevallig binnen handbereik is. Hij was doelbewust aanwezig om een man en zijn gezin te beschermen en had zich daarvoor gewapend met een geladen vuurwapen. Door hiermee in te stemmen, accepteerde de verdachte dat hij in risicovolle, gewelddadige en stressvolle situaties zou kunnen belanden. Gelet hierop geldt een strengere maatstaf voor de proportionaliteitseis dan voor de gemiddelde, argeloze burger die onverwacht wordt aangevallen.
Conflict in drugsmilieu
Het hele voorval is het gevolg van een conflict in het drugsmilieu. De verdachte had naar eigen zeggen niets te maken met dit conflict, maar was kennelijk wel bereid zonder gedegen voorbereiding en voorzien van een illegaal vuurwapen als beveiliger voor de familie van een van de betrokkenen op te treden. Hij schoot ook nog eens op klaarlichte dag, midden in een woonwijk. Dit zorgde voor grote onrust in de plaatselijke gemeenschap. Vervolgens ging hij er vandoor en hield zich tot zijn aanhouding door de politie schuil.
Met dit alles bracht hij de nabestaanden een onherstelbaar verlies en groot verdriet toe. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte in Polen voor een soortgelijk delict is veroordeeld tot een celstraf van 8 jaar. Hij zat die straf uit tot april 2020 en ging korte tijd later opnieuw in de fout. In strafmatigende zin weegt mee dat het initiatief tot de directe confrontatie niet van de verdachte is uitgegaan. Ook is sprake van voorwaardelijk opzet, want de verdachte had niet de intentie het slachtoffer om het leven te brengen. Al met al vindt de rechtbank een celstraf van 11 jaar op zijn plaats. Ook moet hij de nabestaanden een schadevergoeding betalen van in totaal bijna 55.000 euro.