Op 14 oktober 2020 kort na middernacht ontstond er brand in de woning van de verdachte en zijn familie. De moeder werd wakker van geluiden, wekte haar man en wist vervolgens de beide zussen te waarschuwen. De ouders vluchtten via het slaapkamerraam en het dak van de serre uit de woning. De zussen sprongen uit een raam op zolder. Eén van de meisjes raakte hierbij gewond en lag enige tijd in het ziekenhuis. Het andere meisje en de ouders liepen ernstige brandwonden op. De verdachte stond als eerste op straat en liep zelf ook brandwonden op.
Uit onderzoek blijkt dat de brand op de overloop van de eerste verdieping ontstond en dat daarbij benzine werd gebruikt. De verdachte probeerde de schuld in de schoenen van zijn vader te schuiven. De rechtbank sluit de vader echter uit als dader. Hij lag namelijk te slapen toen de brand werd aangestoken, zo blijkt uit een verklaring van de moeder. De rechtbank sluit op basis van alle verklaringen van de familieleden ook uit dat de brand is aangestoken door de moeder of één van de zussen.
Handschoenen
In tegenstelling tot de overige familieleden, is er aan de kant van de verdachte wel sprake van belastend bewijsmateriaal. Zo droeg hij handschoenen tijdens de brand en was hij als eerste buiten terwijl zijn familieleden nog bezig waren de woning uit te komen. Ook verklaarde hij dat de ramen en deur in zijn slaapkamer openstonden toen hij de woning ontvluchtte. Dit was echter niet het geval. Alles bij elkaar is de rechtbank ervan overtuigd dat het niet anders kan dan dat de verdachte brand heeft gesticht in de woning.
Geen pogingen moord
Volgens de officier van justitie was er sprake van voorbedachte raad en daarmee een viervoudige poging tot moord. De rechtbank ziet dit anders. Er zijn te veel onduidelijkheden om tot een bewezenverklaring van dit verwijt te komen. Zo is niet bekend waar de benzine vandaan kwam en wanneer en waarom deze werd aangeschaft. Verder staat weliswaar vast dat de verdachte op de avond van de brandstichting geruime tijd alleen op zijn kamer was, maar over de aanloop naar de brandstichting is niets bekend.
Volgens de rechtbank is er wel voldoende bewijs dat er sprake was van een viervoudige poging tot doodslag. Door op deze manier brand te stichten bestond de reële, niet onwaarschijnlijke kans dat de ouders en zussen om het leven zouden komen. De verdachte moet zich dit hebben gerealiseerd en besloot desondanks brand te stichten.
Niet veilig
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte niet alleen welbewust zijn familieleden in levensgevaar bracht, maar ook de buren. De ouders en zussen raakten tijdens hun vlucht ernstig gewond; drie gezinsleden zijn getekend door littekens. Hun angst tijdens de brand is moeilijk voor te stellen. Daarbij komt dat zij zich lange tijd niet veilig hebben gevoeld binnen hun eigen gezin. Tijdens het onderzoek uitte de politie immers het vermoeden dat sprake was van brandstichting en dat iemand binnen het gezin hiervoor verantwoordelijk moest zijn. Tot de aanhouding van de verdachte in juli 2021, verbleef de familie in een tijdelijke woning in het besef dat iemand van hen vermoedelijk de brand had gesticht.
Al met al vindt de rechtbank een celstraf van 10 jaar op zijn plaats.